Scandinavië staat bekend om zijn koude winters. Toch zijn er nog genoeg regio's aan te wijzen waar de winter bijna vergelijkbaar mild is als in Nederland. Denk aan Denemarken, maar ook het uiterste zuiden van Zweden en de Noorse westkust. In dit artikel richten we ons vooral op de koude regio's van Noorwegen, Zweden en Finland.
Noord van de straalstroom
De straalstroom is de motor achter het weer in Europa. Deze band met hoge windsnelheden zorgt ervoor dat warme lucht uit Zuid-Europa en koude lucht uit het poolgebied gescheiden worden. Ten noorden van de straalstroom vinden we de koude lucht en ten zuiden de warme lucht. De ligging van de straalstroom is nooit hetzelfde en ook zijn er momenten waarop de straalstroom zwakker is of juist een stuk actiever. Meestal vinden we de straalstroom echter rond 50 of 60 graden noorderbreedte. De koude lucht noord ervan is dus te vinden noord van de straalstroom en vaak is de ligging zo dat grote delen van Scandinavië zich dus in de koude luchtmassa's bevinden. Enkel het zuiden van Scandinavië (Denemarken en het zuiden van Zweden) delen vrijwel nooit mee in de artische luchtmassa's en datzelfde geldt voor de Noorse westkust waar het relatief warme water van de Atlantische oceaan de luchtmassa's flink weet op te warmen.
Landschap
Door de ligging van het Scandinavisch hoogland in Noorwegen en ook het uiterste westen van Zweden, weet milde zeelucht vaak nauwelijks door te dringen dieper in Scandinavië. De warme eigenschappen van de luchtsoort verdwijnen voor een groot deel, zeker op het moment dat langs de Noorse kust flink wat neerslag valt. Op zeeniveau is dat ook midden in de winter vaak regen, maar op hoogte valt vaak een dik pak sneeuw. Aan de achterzijde van de bergketen is de lucht een stuk droger en tijdens de lange winternachten kan de luchtsoort dan heel makkelijk afkoelen. Zeker als er een gesloten sneeuwlaag ligt kan het op beschutte plekken vaak behoorlijk koud worden. Bijna elke winter worden er in het oosten van Noorwegen (omgeving Roros, Dresvjo, Lillehammer en Trysil) temperaturen van -20 tot -30 gemeten. Ook in Midden-Zweden (Borlange, Malung, Ostersund) zijn dit geen ongebruikelijke waarden. Echter, als de zeelucht echt heel mild is, kan de temperatuur ook achter het Scandinavisch hoogland nog af en toe ruim boven nul komen. Voor schaatsijs is dit overigens niet altijd negatief nieuws.
De laagste temperaturen worden over het algemeen gemeten in laaggelegen gebieden. Op een dag zijn dan soms verschillen van wel 20 of 30 graden mogelijk. Het is dus heel goed mogelijk dat het 's nachts 25 graden vriest en het midden op de dag kortstondig 5 graden boven nul is. Echter, in beschutte dalen kan door de lage zonnestand in de periode december tot februari de kou soms niet weg waardoor de temperatuur ook midden op de dag op -10 graden blijft steken. In een naastgelegen dal is de kou dan wel opgeruimd waardoor het er een flink stuk warmer is. Op bergtoppen zijn dit soort grote verschillen tussen dag en nacht een stuk zeldzamer.
Neerslag
Funest voor een mooie ijsvloer is sneeuw. Daarom zijn veel meren in Scandinavië voornamelijk aan het begin van de winter echt goed beschaatsbaar. Zodra er sneeuw op het ijs ligt zijn zwakke plekken minder goed zichtbaar net als scheuren, gaten of plekken waar beekjes het meer instromen.
Ook drukt de sneeuw het ijs iets omlaag en is het tevens een goede isolator. Hierdoor vormt zich vaak een laagje deels gesmolten sneeuw op de grens tussen ijs en sneeuwlaag. Gevolg, moeilijk ijs om op te schaatsen en ook moeilijk ijs om gedurende het seizoen vrij te maken van de soms decimeters dikke sneeuwlaag.
Een ijsbaan onderhouden is dan ook een hele opgave omdat er in het hoge noorden nu eenmaal regelmatig sneeuw valt. De neerslaghoeveelheden zijn wel heel wisselend van gebied tot gebied en van maand tot maand. Zo valt er langs de westkust (zolang de wind aanlandig is) veel neerslag. Ook in de berggebieden valt maandelijkse een behoorlijke hoeveelheid. Vaak gaat het om 100mm of meer per maand. Aan zee valt een groot deel als vloeibare neerslag, maar landinwaarts en hogerop valt over de gehele winter gezien behoorlijk wat sneeuw.
Achter het hoogland zijn de neerslaghoeveelheden een stuk minder. Zo valt in Oslo, Hamar en Roros nog maar enkele tientallen millimeters per wintermaand. Vaak valt het als sneeuw, heel soms ook nog als regen. Ook in het midden van Zweden en zelfs in Finland kan warme oceaanlucht soms helemaal doordringen en ervoor zorgen dat er zelfs in Lapland midden in januari regendruppels waar te nemen zijn bij temperaturen die boven het vriespunt zijn uitgekomen.
Start en einde van het seizoen
Hoe noordelijker, hoe sneller het seizoen start. In Lapland start de winter vaak in de tweede helft van oktober en duurt deze tot eind april, soms zelfs begin mei. Verder zuidwaarts en meer richting de kust is de winter minder streng en minder lang. In Ostersund begint de vorst meestal half november en is het in de laatste week van maart wel voorbij. In Falun is het seizoen nog iets korter en in Noorwegen (Lillehammer, Harestua) kun je van winters weer spreken tussen eind november en midden maart.
Wil je meer weten over de weersomstandigheden per land? Bekijk dan de speciale landenpagina's.
©Auteursrecht. Alle rechten voorbehouden.
We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden
Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.